hoe nu verder met Mali
Na een korte inleiding over zijn verbondenheid met Mali en de
totstandkoming van zijn boek, gaf hij de zaal de gelegenheid tot het stellen van vragen. Dit leidde door Rik Min en een uit Mali afkomstige Malinees tot een discussie die nogal van de hak op de tak sprong en die, ondanks een paar pogingen, niet in de buurt kwam van de vraag uit de titel.
Gerbert vertelde dat hij als geschiedenisstudent met een auto naar Mali was gereden met het doel, zoals vele
anderen en ook hijzelf later nog deden, in Mali de auto met winst te verkopen waardoor de reis betaald zou zijn. Het
liep die eerste keer, in 1992 en in de nadagen van de “derde Toearegsopstand” anders. Hij werd midden in de woestijn
door Toearegs beroofd van de auto en zijn geld. In plaats van zijn weerzin, wekte het echter juist zijn fascinatie voor
de Toearegs. Van de mee dan 1000 verschillende etnische groepen in Afrika zijn zij één van de meest bekende.
Waarom spreken die Toearegs en hun onofficiële hoofdstad Timboektoe zo tot de verbeelding.
Drie jaar geleden kreeg hij het idee om een boek te schrijven over de Toearegs. Vanaf het in 1995 gesloten vredesakkoord
was het vrij rustig gebleven in het Toeareggebied. En om het rustig te houden waren sindsdien veel
ontwikkelingsprojecten in Mali en vooral ook in het door de Toearegs bewoonde noorden van het land gestart,
waaronder een groot aantal dat door Nederland was betaald. Mali was een Nederlandse donor-darling en gold als
een voorbeeldstaat in de regio. Stabiel, een lange reeks democratische regeringswisselingen en de Malinese
president was een graag geziene gast in Nederland. Maar de eerste letters van het boek stonden nog niet op papier, of de hele situatie veranderde. Gerbert zat in Libië
(waar hij eerder een boek over heeft geschreven) toen (of kort nadat) Khadafi daar in 2011 ten val werd gebracht. Hij
kwam in dat land ook Toearegs tegen die door Khadafi als hulptroepen waren gebruikt. Deze werden door de nieuwe
machthebbers afgedankt en moesten het land verlaten. Een deel is overigens in het uiterste zuidwesten van Libië
gebleven en heeft in de volstrekt uit elkaar gevallen staat die Libië nu is een eigen, aan Al Qaida in de Maghreb
gelieerd autonoom gebied gecreëerd.
Maar de overgrote meerderheid verliet werkloos en rijkelijk voorzien van wapens het land en keerde terug naar hun
belangrijkste woongebieden in Niger en Mali. In Niger werden ze door de regering ontwapend, in Mali niet. Achter de
schone façade van democratie en stabiliteit school namelijk een uitermate corrupte regering die flink verdiende aan
smokkelpraktijken. Volgens de VN gaat 25% van de drugshandel richting Europa via West-Afrika en Mali heeft daar
een flink aandeel in. Smokkel, drugshandel maar ook mensenhandel (denk aan de vluchtelingen op weg naar de
Middellandse Zee) is een belangrijke inkomstenbron van de Toearegs in Mauretanië, Algerije, Mali, Niger en Libië.
De Malinese president, die ook belang had bij deze illegale transportroutes, zag in de terugkerende Toearegs dus
eerder samenwerkingspartners dan een risico voor het staatsgezag zoals hij het noorden van Mali ook al beschikbaar
had gesteld als een soort “safe haven” voor jihadistische groepen die zich later “Al Qaida in de Maghreb” zouden
gaan noemen. Het is bekend dat deze groepen elders in West-Afrika ontvoerde Westerlingen in het noorden van Mali
vasthielden en ook als één van de buurlanden van Mali de aanval op deze groepen had geopend, konden ze in Mali
een veilig heenkomen zoeken.
De uit Libië terugkerende en goed bewapende Toearegs vroegen zich echter al snel af waarom ze in het noorden van
Mali nog het oppergezag van een Malinese regering in Bamako zouden accepteren en waarom ze niet nu alsnog hun
droom van een eigen Toearegstaat in het noorden van Mali zouden creëren. Ze kwamen dus opnieuw in opstand en dit keer was leidde deze snel tot een succes. Toen Toearegtroepen ook het zuiden van Mali bedreigden greep het Malinese leger de macht. Van de chaos die toen ontstond maakte de reeds aanwezige Al Qaida-cellen gebruik en veroverden op hun beurt weer delen van het land op de Toeareg.
De door het Malinese leger aangestelde burgerregering riep daarop de voormalige koloniale macht Frankrijk om militaire hulp die daarop in 2013 een invasie pleegden en het noorden weer onder Malinees bestuur plaatsten. Eind 2013 werd de VN-vredesmacht MINUSMA ontplooid om stabiliteit te brengen en aan de MINUSMA-macht, die tot voor kort in politiek-bestuurlijke zin geleid werd door de VN-vertegenwoordiger voor Mali Bert Koender, levert Nederland een bijdrage met 400 militairen die vooral het inlichtingenwerk uitvoeren voor de totale MINUSMA-macht van meer dan 10.000 militairen.
Ondertussen heeft Frankrijk nog een eigen militaire operatie die zich, in tegenstelling tot MINUSMA, niet tot Mali en ook niet tot stabiliteit beperkt, maar die ook in Niger en Tsjaad opereert en als doel heeft om terroristische cellen ge bestrijden. Je zou het kunnen beschouwen met het naast elkaar bestaan van de met een VN-mandaat uitgevoerde NAVO-missie ISAF in Afghanistan en de Amerikaanse Operatie Enduring Freedom die ook Pakistan en andere gebieden in de regio tot operatiegebied heeft en die – anders dan ISAF – niet bedoeld is om stabiliteit te brengen maar om de Taliban en Al Qaida te bestrijden.
Gerbert is tamelijk cynisch over de bijdrage van MINUSMA. Het land is al weer redelijk gestabiliseerd, enkel pleegt een Al Qaida gerelateerde cel nog eens een aanslag en daarbij is juist MINUSMA dan vaak doelwit. MINUSMA mag deze cellen echter niet bevechten; dat doet het Franse leger. Het Franse leger heeft bovendien een veel uitgebreidere inlichtingendienst in deze regio en hebben de door de Nederlanders vergaarde informatie helemaal niet nodig. Als MINUSMA zou vertrekken en de Franse troepen bleven zou er eigenlijk niets veranderen; als de Fransen daarentegen zouden vertrekken en MINUSMA zou blijven zou de chaos in het land weer terugkeren.
De geschiedenis van Toearegopstanden zal zich blijven herhalen zonder dat er in het land iets verandert. Grotere autonomie voor de Toearegs in Mali zal namelijk niet toegestaan worden door de buurlanden die ook te maken hebben met een naar autonomie strevende Toearegminderheid. In die zin zijn de Toearegs de Koerden van de Sahara; de vier landen in het Midden-Oosten met een Koerdische minderheid op hun grondgebied kijken immers ook met argusogen naar de ontwikkelingen met betrekking tot de Koerden in hun buurlanden. Er zal volgens Gerbert in de huidige vredesonderhandelingen dan ook weer met woorden als decentralisatie worden gespeeld.
En verder zullen de Toearegs afgekocht worden met een flinke zak ontwikkelingsgeld. Dat is tot dusverre altijd zo gebeurd en het spel van de onderdrukte minderheid spelen beheersen ze als geen ander. Eigenlijk beschouwen zij zichzelf als “blanken” (ze zijn aan de Mediterrane Berbers verwant) superieur aan de in het zuiden van Mali wonende zwarten. In periodes van droogte, als de veestapels waarmee ze door de woestijn trokken te weinig opleverden, deinsden ze er niet voor terug om door zwarte Afrikanen bewoonde dorpen in het zuiden van Mali te plunderen en de bevolking als slaaf weg te voeren en op de markten in Marokko en Algerije te verkopen.
En nu klagen ze erover dat de zwarte bevolking van Mali hen dat nog steeds blijft nadragen en dat ze daarom als Toearegs geen gelijke kans krijgen op de arbeidsmarkt en dat ze door de regering in Bamako systematisch worden achtergesteld. Objectief is niet dit laatste in ieder geval niet waar, volgens Gerbert. Ook hebben er altijd Toearegs in de Malinese regering gezeten, hoewel hun aandeel van de totale bevolking van Mali slechts 3% is. Ook in het noorden hebben ze geen meerderheid. Punt is wel dat hun onofficiële hoofdstad Timboektoe bij het laatste Frans-Malinese offensief etnisch is gezuiverd van “blanke” Toearegs. Er zit in de hele strijd ook een racistisch element.
Gerbert benadrukt verder dat de Toeareg onderling erg verdeeld zijn. Lang niet alle Toeareg streven naar een eigen onafhankelijke staat en er zijn Toearegs die met Al Qaida samenwerken en Toearegs die daar niets van willen weten. Er zijn zelfs Toearegs die zich tot het christendom hebben bekeerd. Bij dit alles speelt opportunisme echter hoogtij. Eén van de belangrijkste rebellenleiders van de opstand van begin jaren ’90, Iyad ag Ghaly, was toen seculier en loopt nu met een baard de jihadist uit te hangen. Strijdgroepen wisselen erg snel van alliantie en Gerbert hoorde of zag zelfs dat een strijdgroep de vlag op hun konvooi verving toen ze een VN-patrouille tegenkwam.
Over de rol van het Westen meldt Gerbert dat in het voorjaar van 2011 in Bamako gedemonstreerd werd tegen de NAVO-aanvallen op Khadafi omdat men daar de ontwikkelingen nadien al zag aankomen. De Malinees in de zaal stelt dat het Westen de Toearegs ook heeft geholpen om in opstand te komen en pas ingreep toen Al Qaida zich in de strijd ging mengen. Het gevaar voor ons van een islamitische staat in de Sahara relativeert Gerbert door te wijzen op het Sokoto-kalifaat dat van 1804 tot 1903 in deze regio heeft bestaan. De reden van Frankrijk om in te grijpen was toch wel het veiligstellen van de uraniumwinning in het Toeareggebied in het naastgelegen Niger.
brief van minister Ploumen aan de Tweede Kamer
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Datum 4 november 2014
Betreft Perceptiestudie over Mali van the Hague Institute for Internationalisation
of Law
Geachte Voorzitter,
Op 7 oktober jl., tijdens het Algemeen Overleg over de resultatenrapportage en
het Meerjarig Strategisch Plan (MJSP) Mali, zegde ik toe om een rapport van het
Hague Institute for the Internationalisation of Law (HiiL) naar de Kamer te sturen.
Het rapport, dat het resultaat is van een door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken gefinancierde studie van HiiL naar de perceptie bij de Malinese bevolking
van het functioneren van justitiële processen en instituties, was tijdens het AO
nog niet volledig afgerond. Inmiddels is dat wel het geval. Ik doe mijn toezegging
dan ook graag gestand en bied u het rapport ‘Les besoins des Maliens en matière
de justice: vers plus d’équité’ aan. Een Engelse versie komt over enkele weken
beschikbaar. Het rapport is toegankelijk via de volgende internetkoppeling:
www.hiil.org/publication/mali_report
Uit de studie wordt duidelijk dat, ondanks grote regionale verschillen, de Malinese
bevolkingsgroepen zich over het algemeen goed tot elkaar verhouden. Men ziet
mogelijkheden om geschillen onderling op te lossen maar vertrouwt daarbij vaak
op lokale structuren. Er is minder vertrouwen in officiële instellingen om juridische
geschillen op te lossen. Om dat te verbeteren is er behoefte aan een betere
toegang tot juridische informatie en meer transparantie in de procesgang. Ook is
er behoefte aan een betere aansluiting tussen de formele rechtsgang en de
informele processen. Voor veel Malinese burgers speelt conflictbeslechting zich
immers af ver weg van rechtbanken, advocaten en rechters.
De uitkomsten van de studie worden gebruikt bij het vormgeven van het
Veiligheid en Rechtsorde programma van de Nederlandse ambassade in Mali. Zo
sluit de roep om verbeterde informatievoorziening en transparantie nauw aan bij
de activiteiten die Nederland inmiddels financiert in Mali ter bevordering van
toegang tot het recht voor de burger. De afspraak met het Malinese Ministerie van
Justitie om in de gerechtsgebouwen die in Noord-Mali met Nederlands geld
worden hersteld een kantoor in te richten voor onafhankelijk juridisch advies, is
daar een mooi voorbeeld van. Dit juridisch advies zal worden verstrekt door lokale
NGO’s, waarmee ook de rol van het maatschappelijk middenveld in Mali wordt
versterkt.
Pagina 2 van 2
Directie Stabiliteit en
Humanitaire Hulp
Onze Referentie
DSH-2014.639912
Ook het door Nederland gesteunde werk van de Association des Municipalités du
Mali (AMM, vergelijkbaar met de Nederlandse VNG) is in lijn met de conclusies van
HiiL. AMM verzorgt trainingen voor burgemeesters en raadsleden om een
constructievere rol te spelen in de strafrechtketen en bij verzoeningsprocessen. Zo
stelt AMM gezagdragers in staat om een goede koppeling te maken tussen de
formele rechtsspraak en informele manieren van conflictbeslechting, en op die
manier in te spelen op de behoeften van de bevolking.
Er wordt vaak gewezen op het belang van kennis van de lokale context bij het
werken in een fragiele omgeving. De studie van HiiL heeft Nederland aantoonbaar
geholpen bij de beleidsontwikkeling en implementatie. De resultaten van deze en
andere studies zullen ook in de komende tijd benut worden voor het verder
vormgeven van het bilaterale programma.
De Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking,
Lilianne Ploumen