Eerste prijzen verhalenwedstrijd 2020

Hierna volgen de twee eerste prijzen van de verhalenwedstrijd 2020: de eerste prijs verhalen door jongeren “De Ster” (Laura Hannink) en de eerste prijs verhalen Vredesweek 2020 “Onder de gele vlag” (Isis Zengerink)

Laura Hannink

De Ster

Ik was buiten mezelf van woede toen ik het hoorde.

“Eerst hebben ze de winkel van je vader gesloopt en nu dit?” Mijn stem trilde van frustratie terwijl ik met een bevende vinger wees naar wat er voor ons op tafel lag. Mijn vriendinnetje knikte stilletjes.

“Op al mijn kleren,” fluisterde ze. “Zodat iedereen kan zien wat ik ben.”

Ik begreep niet hoe ze zo rustig bleef, ik had het gevoel alsof ik elk moment in huilen kon uitbarsten. Ik pakte haar handen vast en keek haar aan.

“Jij bent niets minder dan ik, of wie dan ook,” stelde ik haar gerust. “Deze oorlog is ziek, mensen zijn gek.” Hannah was vanaf de kleuterschool al mijn beste vriendinnetje, zij was rustig, bedeesd, bescheiden. Ik, daarintegen, ben iemand met een uitgesproken persoonlijkheid, verbaal sterk en voor niemand bang.

“Jij mag hier eigenlijk niet zijn, Leni,” zei Hanna opeens. “Ze hebben liever niet dat wij omgaan met mensen die niet joods zijn.”

“En dat is onzin,” zei ik direct. Ik pakte een vestje van Hanna en één van die vervloekte sterren. Het woord Jood stond er met grote, confronterende letters op. Alsof ze een monster is.

“Ik had je beloofd dat ik je zou helpen met die dingen erop naaien,” zei ik, terwijl ik met veel geweld een draad door dat veel te kleine oog van de naald probeerde te duwen. “En ik ben iemand die zich houdt aan haar woord.” Het bleef een tijdje stil terwijl we ijverig aan het werk waren.

“Leni, ben jij niet bang,” vroeg Hanna opeens, ik keek haar aan en zag de tranen glinsteren in haar ogen. Het kostte me moeite om mijn eigen tranen weg te slikken.

“Nee, natuurlijk ben ik niet bang,” loog ik. “Laat dat leger maar komen, ik zal jou altijd beschermen.” De waarheid was dat ik doodsbang was. Iedere dag opnieuw leefde ik met de gedachte dat mijn vriendin en al die andere brave mensen die nooit iets verkeerds gedaan hadden meegenomen zouden worden.

“Ik ben wel bang namelijk,” zei Hanna met een trillende stem. “Ze zeggen dat je naar een werkkamp moet als je de ster niet draagt.”

Nu was ik veel dingen, maar dom was ik niet. Ik wist net zo goed als ieder ander wat er daadwerkelijk gebeurde in die zogenaamde werkkampen.

“Je gaat niet naar een werkkamp,” probeerde ik zo overtuigend mogelijk te zeggen. Ik weet niet of ik nou haar of mezelf probeerde te overtuigen. “Jij blijft gewoon hier, bij mij. Ondanks dat we niet meer bij elkaar op school zitten.” Ik zuchtte. “En dat we niet meer samen naar de film mogen… of naar het park.”

Ik keek naar haar, naar dat smalle gezichtje met die trieste ogen, die dunne vingers die met uiterste precisie een mooi truitje aan het verpesten waren met zo’n jodenster. Dat stille meisje dat ik altijd verdedigd had wanneer de andere kinderen haar pestten. Omdat ze zo dun was, omdat ze joods was, omdat ze onzeker was, omdat kinderen wreed zijn. Maar dit kinderspel was niets vergeleken met de wreedheden van de volwassen wereld. Ongeveer een jaar later werden Hanna en haar familie gedeporteerd naar Auschwitz. Ik denk dat ik wel een week lang dagelijks gehuild heb, als het niet langer is. Ik heb geschreeuwd dat het oneerlijk is, dat Hanna mijn vriendin is, dat het onmenselijk is. Maar de stem van een jong meisje is onbeduidend in een wereld die wordt gedomineerd door oorlogvoerende mannen. Ik heb haar regelmatig brieven gestuurd, eerst om te vragen wat voor werk ze daar moest doen en of ze al nieuwe vriendinnen gemaakt had. Na verloop van tijd werden de brieven steeds wanhopiger naarmate ik geen antwoord kreeg. Ik vroeg haar of ze ziek was, of ik haar geld moest sturen, waarom ze in godsvredesnaam geen brief terug stuurde. Toen de hongerwinter naderde heb ik het opgegeven met de brieven, omdat ik voor mezelf moest zorgen. Wij zijn die winter relatief goed doorgekomen, aangezien wij goede contacten hadden met een boer die iets verderop woonde. Mijn moeder kreeg van hem vaak eten mee voor een zacht prijsje. Ik heb haar nooit gevraagd hoe ze dat voor elkaar heeft gekregen, maar inmiddels heb ik een vermoeden…

Op een gunstige dag in mei kwam daar dan het teken dat de oorlog voorbij is. En ik genoot van de wagens, de muziek, de mensen, het feest en de vrijheid. Het enige wat me dwars zat, was dat één persoon er niet bij was. In de maanden na de bevrijding zijn er voortdurend joden teruggekeerd uit de kampen. Ik had respect voor de overlevenden, maar iedere keer deed het me pijn dat Hanna er niet bij zat. Toen ze na een half jaar nog steeds niet was teruggekeerd, ben ik zelf op zoek gegaan. Ik troostte mezelf met de gedachte dat ze ergens anders was gaan wonen, om niet herinnerd te worden aan de zware tijd die ze hier heeft meegemaakt. Misschien had ze inmiddels een lieve man gevonden, wie weet was ze op dit moment wel zwanger.

“Naam?” vroeg de officier.

“Hanna Wolff,” zei ik, terwijl ik de trilling in mijn stem probeerde te onderdrukken. Ze was er nog, ze moest er zijn.

“En de geboortedatum?”

“Zes maart, 1924.” Ik wist het nog precies, die datum zat in mijn hoofd gebeiteld.

De officier keek zijn boekje door en ik zag hoe zijn gezicht vertrok.

“Het spijt me verschrikkelijk.” Mijn ogen schoten vol. “Ik lees hier dat mejuffrouw Wolff bij aankomst in het kamp vergast is.” Nee. Nee. “Ze vonden haar te mager.”

Zonder iets te zeggen liep ik weg, tranen liepen over mijn wangen en mijn hart klopte in mijn keel. Het was alsof ik verlamd was. Hanna is dood. Vergast. Ik zag haar smalle gezicht weer voor me met die onschuldige ogen. Zij die het van iedereen het minst verdiend had om te sterven. Het is vrede, we zijn bevrijd, maar dat veegt niet uit wat er gebeurd is. Voor haar, en dus ook voor mij kwam die vrede te laat.

Isis Zengerink

Onder de gele vlag

.                                          Onder de gele vlag            

                      

           ‘Nog nooit eerder in de geschiedenis heeft ons gemeenschappelijke
            lot ons zo duidelijk opgeroepen een nieuw begin te zoeken’.*
           
                     'ZIEN EN WETEN': VLAGGEN VAN DEZE WERELD. ( SLOT.)

Een ervaren senior radio-officier laat me het volgende weten:
In vroegere tijden, zoals tijdens de pestperiode, moesten schepen uit besmette gebieden bij aankomst in de thuishaven 40 dagen voor anker blijven. Vandaar de term quarante: Italiaans voor 40.

Uit het bovenstaande vlaggenalfabet A t/m Z kunnen we aflezen, dat de gele Q-vlag de quarantainevlag is. Vóór er radioverbinding bestond werd deze vlag gebruikt, maar werd ook in oorlogstijd bij radiostilte gehesen. Op een pestschip waarschuwde de gele vlag andere schepen. Men ging ervan uit dat het besmettingsgevaar na 40 dagen wel geweken was. ‘Velen waren dan aan boord gestorven of hadden elkaar naar de keel gegrepen, zodat er niet veel bemanningsleden meer over waren,’ aldus de marconist. Een weinig opbeurende geschiedenis, maar zo ging het eraan toe.

De quarantaine waarin wij verkeren heeft een andere sfeer. Maar toch. Bij ons duurt de quarantaine langer. Van Dale’s Groot Woordenboek meldt over het woord quarantaine: 1664 (Fr.) [afzondering].  Dát ervaren we. Het brengt ons in een heel nieuwe stemming, nu we wij er min of meer in zijn beland. Een toestand waarvoor we nou bepaald niet direct zelf hebben gekozen.

Een vriendin mailt: ‘Het gaat om een global virus met een totaal nieuwe dimensie vanwege dit mondiale karakter. Tegelijkertijd leven en communiceren we als nooit tevoren in een digitaal tijdperk. We worden geacht instanties te vertrouwen en het zal moeten blijken of we daarop kunnen bouwen. We worden beperkt in onze vrijheid op verzoek van de overheid en de WHO. Is het een nieuw soort “oorlog/beheerstechniek”?’ zo vraagt ze zich af.
   In deze ongekend onzekere tijd zijn we inderdaad afhankelijk van informatie, maar zeker ook van afwegingen met ons eigen gezonde verstand. Ik huiver bij de wetenschap, dat in tijd van oorlog als eerste de waarheid sneuvelt.

Een goede vriendin schrijft: ‘Quarantaine geeft ons beperking, geslotenheid en begrenzing. Maar is dit offer ook geen daad van naastenliefde?’
   Zij en ik werkten in de jaren 2008-2009 als Derde Kamerleden – internationaal samenwerkend – aan de millenniumdoelen, zoals gesteld in het zogeheten ‘Earth Charter in Actie’. Naast me ligt dit Handvest van de Aarde. Deze gids met mondiale visie geeft een kader van waarden. Het is een praktisch document voor een wereldwijde cultuur van vrede, zorg en respect. Het schenkt me opnieuw moed. We zijn nu dan wel op onszelf teruggeworpen, maar kunnen onderlinge solidariteit tonen door ons eigenbelang te overstijgen. We ervaren toch ook meer dan ooit hoezeer we verbonden zijn. Ondanks afstand zozeer nabij. Ons lichaam is misschien wat minder in beweging, onze geest daarentegen niet.

De te vroeg geboren baby in een couveuse toont een schrijnend beeld van afgesloten zijn, van de warmte van huidcontact.
   Er zijn altijd mensen en groepen geweest die in quarantaine leefden. Ik denk aan levens in zelfgekozen quarantaine zoals kluizenaars, of geestelijken in slotkloosters die binnen die muren leven volgens strikte voorschriften van de kloosterorde. Melaatsen bevonden zich in onvrijwillige quarantaine en werden naar een eiland overgebracht vanwege het grote besmettingsgevaar.

Wij op onze beurt worden op de proef gesteld. Maar wat is dit in vergelijking met uitbarstingen van corona in arme landen en in vluchtelingenkampen? Op plaatsen waar medische zorg en hulp niet voldoende voor handen is.
Ik houd mezelf voor dat het een uitdaging is, hoe sterk we dienen te zijn. Een karakterproef ook, een soort inwijding.
   Mijn schoondochter beleeft haar werk met coronapatiënten behorende bij haar ‘roeping’ tot verpleegkundige, terwijl mijn zus deze taak opvat als een morele verplichting.

Resteert de reëel mogelijke gedachte dat het virus ook mij kan treffen, in milde of ergere mate. Veel mensen gingen voor: zij zijn er óf goed doorheen gekomen óf hebben het leven gelaten.
Met de gele vlag voor ogen ga ik ervan uit, dat de ons opgelegde quarantaine noodzakelijk is. Tot het bevrijdende moment dat er een nieuwe vlag wordt gehesen. Zó een die vrolijk mag wapperen.

*) Uit: Het Earth Charter, de weg naar voren –  KIT Publishers, Amsterdam , 2000