maandag 9 februari 2015
Eén jaar buurtbemiddeling in Enschede Oost
Tegenover deze onwil van een deel van de wederpartijen staat volgens de bemiddelaars Wim Traas en Beppie Alink die uit eerste hand over hun ervaringen vertelden, dat veel wederpartijen zodra ze door hen over het conflict worden benaderd helemaal niet in de gaten zeiden te hebben dat er een conflict was en aangeven dat ze dit zelf wel met hun buren, de aandragende partij, kunnen oplossen. In de meeste gevallen blijkt dat inderdaad het geval te zijn en hoeven de bemiddelaars dus helemaal niet met beide partijen om tafel maar is gewoon de melding dat er iets aan de hand is al voldoende. Veel conflicten komen dan vooral ook voort uit het feit dat buren helemaal niet of slecht met elkaar communiceren problemen worden verondersteld die er eigenlijk helemaal niet zijn. In het bemiddelingsproces blijkt het eigenlijke probleem vaak heel iets anders te zijn dan wat de aandragende of de wederpartij in het eerste contact aandroegen.
Op dit moment zijn er 12 opgeleide vrijwillige buurtbemiddelaars in Enschede werkzaam. Voor stadsdeel Oost zijn dat er genoeg en Jolanda Borggreve heeft zelfs een wachtlijst van mensen die ook graag aan buurtbemiddeling willen doen maar waar ze nu geen plek voor heeft. Een aantal van hen heeft ze inmiddels aan Oldenzaal uit kunnen lenen waar men ook onlangs met buurtbemiddeling is gestart en aan Hengelo waar buurtbemiddeling al langer draait maar waar men met een tekort zit. Als het om het kostenaspect gaat rekent Jolanda Borggreve snel voor dat als de wijkagent een burenruzie moet oplossen hij of zij hier al snel vier gewerkte uren voor moet schrijven terwijl zij als enige betaalde kracht in het buurtbemiddelingswerk met één uur per burenruzie wel zo’n beetje klaar is (aanmelding in ontvangst nemen, uitzetten bij de vrijwilligers, na vier of vijf weken nabellen bij de aanmeldende partij of het conflict is opgelost). Dat is dus een besparing van 75%. Punt is echter dat die besparing bij de politie nergens zichtbaar wordt en zich ook niet doorvertaalt naar de gemeente zodat het voor de gemeente een extra uitgave blijft. Geconfronteerd met het feit dat zij dit werk onbetaald doen, benadrukken Wim Traas en Beppie Alink dat het vrijwillige karakter juist heel belangrijk is om bij de mensen binnen te kunnen komen. Zij zijn geen professionele hulpverleners, hebben ook geen belang van een oplossing in de ene of de andere richting. Dat schept vertrouwen en vergroot de acceptatie.
Vanuit Zwolle is Maarten van der Werf naar deze bijeenkomst gekomen. Hij was, net als Beppie Alink maar dan als spreker, in 2013 ook aanwezig bij de eerdergenoemde Vredesweekbijeenkomsten over Buurtbemiddeling en neemt een aantal concrete gevallen uit Zwolle met ons door. Bij de genoemde resultaten in Enschede ziet hij overigens wel een belangrijk verschil met Zwolle. Daar moet in verreweg de meeste gevallen toch wel met beide partijen om de tafel worden gezeten. Kennelijk is heerst in Enschede toch nog iets van de Oost-Nederlandse gemoedelijkheid waarin we er samen wel uit komen. Voor de rest stemmen zijn ervaringen in grote mate overeen met wat de Enschedese bemiddelaars in wat globalere termen hebben geduid. Zo blijkt er inderdaad heel vaak iets onder het aangedragen conflict schuil te gaan waarvan de partijen zich in eerste instantie soms helemaal niet bewust zijn. Je moet daar als bemiddelaar een antenne voor hebben en door blijven vragen. Een algemeen recept dat je af kunt lopen is er niet. Verder moet je heel erg uitkijken om ogenschijnlijk partij te kiezen. Zelfs in het laten blijken van je begrip of juist je onbegrip voor het aangedragen probleem (het is vaak een futiliteit, maar dat kun je dus niet zeggen als dat door één van de partijen als probleem wordt gezien waarvoor deze buurtbemiddeling heeft aangedragen). Op de vraag of de buurtbemiddelaar altijd uit moet gaan van het adagium “waar twee kijven hebben twee schuld” antwoordt Wim Traas dat de schuldvraag helemaal niet aan de orde is in het bemiddelingsproces. Het gaat om de wil om er uit te komen en die moet bij beide partijen aanwezig zijn. In plaats van “waar twee kijven hebben twee schuld” is het adagium dus “waar je tussen twee bemiddelt, moeten twee bij willen dragen aan de oplossing”. Zodra één van beide partijen aan tafel zit met de diepste overtuiging dat met hem of haar niets aan de hand is en dat alleen de ander moet bewegen, is het bemiddelingsproces gedoemd te mislukken. Maarten van der Werf vult aan dat het in een bemiddelingsproces niet om sympathie of antipathie gaat, maar om empathie: het vermogen om in te kunnen voelen wat de ander beweegt.
Naar zijn overtuiging geldt ook voor conflicten die op wereldschaal spelen en die even in de discussie ter sprake komen, zoals het conflict “met Poetin” over Oekraïne. Het gaat niet om de schuldvraag, maar om begrip voor de ander en de wil om eruit te komen. Bij de buurtbemiddeling in Enschede Oost gaat het echter niet om dit soort grote problemen, maar volgens Jolanda Borggreve in de eerste plaats om geluidsoverlast, gevolgd door pesterijen en intimidatie door buren en tot slot alles wat te maken heeft met tuinen en schuttingen. Juist de hoge klassering van “pesterijen” (een begrip dat vooral met scholen, een hele tijd niets en dan ook nog even met werksituaties maar eigenlijk helemaal niet met “wonen” wordt geassocieerd) laat zien dat burenruzies soms meer het gedaante hebben van een heuse “burenoorlog”, waarbij de enige oplossing nog is dat beide buren naar een ander deel van de stad verhuizen. Maarten van der Werf deelt een “escalatieladder” uit waarin een burenruzie kan verkeren die grote overeenkomsten vertoont met de escalatieladder die Anthonie Holslag vier maanden geleden inzake genocides liet zien. Soms is het conflict te ver geëscaleerd en is het niet meer uit te praten maar zijn andere maatregelen nodig. Maar voor het zover is, kan buurtbemiddeling heel succesvol zijn.