I n de vierde Vredestuinbijeenkomst die Enschede voor Vrede dit voorjaar in de Wintertuin van de Wonne organiseerde, sprak vanavond de onafhankelijke veiligheidsdeskundige dr. Teun van Dongen over de achtergronden van radicalisering en de vraag hoe hiermee om te gaan.
Als vanuit de zaal ook nog een financieel motief wordt gesuggereerd, reageert Van Dongen daar terughoudend op. Een geldelijk beloning is zelden iets wat geradicaliseerden trekt. Het is meer een motief van reguliere milities zoals het normale nationale leger om rekruten te werven. Over dat normale leger gesproken: het is Van Dongen meermaals opgevallen dat de Nederlandse krijgsmacht in haar wervingsmateriaal heen nadrukkelijk een beroep doet op een aantal van de hier net uiteengezette motieven: heldendom, altruïsme, avontuur en actie en ook wel om iets goeds te doen “voor volk en vaderland”. [Het was misschien ook niet voor niets dat voormalig legerchef Van Uhm een paar jaar geleden een vergelijking trok tussen de motieven van een Syrië-ganger en die van zijn eigen in Afghanistan omgekomen zoon – JS].
In antwoord op een andere vraag of sociale uitsluiting en discriminatie geen rol spelen in het radicaliseringsverhaal, geeft Van Dongen aan dat hij hier vooral de “pull-factoren” heeft geschetst: de aspecten die terroristische groeperingen in de aanbieding hebben om aantrekkelijk te zijn voor geradicaliseerde jongeren. Over de “push-factoren” heeft hij het nog niet gehad, maar het spreekt voor zich dat dit soort aantrekkelijkheden nog een stuk aantrekkelijker worden voor jongeren die zich op de een of andere manier door de omringende maatschappij uitgekotst voelen.
Zelf benadrukt Van Dongen nogmaals dat bij al deze factoren de inhoud van de politieke, ideologische of religieuze overtuiging van de geradicaliseerden geen enkele rol speelt. Al die factoren zijn tamelijk uitwisselbaar. En dat is van belang voor het tweede deel van zijn inleiding, de vraag hoe we met radicalisme om kunnen gaan.
Een belangrijke vuistregel in dat verband is dat we ons op personen zullen moeten in richten en hun persoonlijke motivatie om te radicaliseren. Dat is nu typisch niet de keuze die het feitelijk nog steeds vigerende “Actieplan polarisatie en radicalisering 2007-2011” maakt; deze richt zich op de groep waar de geradicaliseerden deel van uitmaken en is in die aanpak veel te grof. Ze spreekt als het ware alle moskeegangers aan op wat een enkele moskeeganger doet, met als gevolg de radicalisering binnen die groep eerder toe- dan afneemt omdat het het gevoel er niet bij te mogen horen versterkt.
Wat een goede, persoonsgerichte aanpak is, is het bieden van een uitweg aan mensen die geradicaliseerd zijn om ook weer te deradicaliseren. Niet roepen dat je eenmaal een Syrië-ganger altijd een Syrië-ganger bent, maar mensen die daar traumatische ervaringen hebben opgedaan de gelegenheid bieden om hun verhaal te vertellen en al doende misschien zelfs potentiële Syriëgangers ervan kunnen weerhouden daadwerkelijk te gaan omdat je op voorhand die mooie verhalen over heroïek en avontuur kunt doorprikken. Schrijf geradicaliseerden dus niet af, zoals vaak gedaan lijkt te worden.
Erken ook, zo stelt Van Dongen, dat de overheid met al haar maatregelen, vaak juist om radicalisering te voorkomen, een onderdeel van het probleem is in plaats van van de oplossing. Het buitenlandbeleid van veel Westerse landen zet kwaad bloed bij bepaalde jongeren binnen de Westerse samenleving. Dat wil niet zeggen dat je continu je oor moet laten liggen naar wat die jongeren te vertellen hebben, maar het is wel een factor om rekening mee te houden en om bij de betreffende besluitvorming in te calculeren. Vertel daarbij ook het eerlijke verhaal: “Beste mensen, we gaan weer een islamitisch land bombarderen en bepaalde groepen in onze samenleving zullen dat niet waarderen en zullen proberen om een aanslag te plegen. Desalniettemin heeft de regering besloten om toch op de ingeslagen weg voort te gaan en we zullen uit alle macht proberen om mogelijk aanslagen in eigen land te voortijdig te verijdelen.” Dàt is het eerlijke verhaal vertellen.
Sommige aanslagplegers zijn helemaal niet geradicaliseerd. De overlevende dader van de Boston Bombings was zelf helemaal niet geradicaliseerd, maar kijk op tegen zijn wèl geradicaliseerde broer en besloot hem te steunen die deze de aanslagen ging plegen (en daarbij door een politiekogel werd omgebracht).
In plaats van deze nuchterheid ziet Van Dongen juist een grote verkramptheid in onze politieke cultuur als om het ideeën buiten de politieke mainstream gaat. Geef wat meer ruimte aan groepen die andere opvattingen hebben over vrijheid of democratie en ga daar gewoon over met elkaar in discussie. De democratie kan dat hebben. In plaats daarvan laten we ons echter leiden door angst. En dat is nu precies waar terroristen op uit zijn.