Op zaterdagmiddag 28 februari 2015 is om 15.00 uur in de Openbare Bibliotheek Enschede (aan de Pijpenstraat 15) de door het Comité 1915 samengestelde tentoonstelling over de Armeense genocide en de Aramese Sayfo geopend.
De internationaal vermaarde genocide-deskundige prof.dr. Mihran Dabagh, het CDA-Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt en de Overijsselse lijsttrekker van de ChristenUnie Jan Westert verzorgen interessante inleidingen tijdens de opening. Ook zijn diverse geestelijken van de Syrisch-Orthodoxe kerk bij de opening aanwezig.
De tentoonstelling bevat foto’s, schilderijen en teksten van en over de georganiseerde massaslachting die dit jaar honderd jaar geleden naar schatting 1,5 miljoen Armeense en 750.000 Aramese burgers van het Ottomaanse Rijk het leven heeft gekost. De eerste staat bekend als Armeense genocide; de tweede wordt ‘sayfo’ genoemd; het Aramese woord voor ‘zwaard’, omdat veel Aramese slachtoffers door het zwaard zijn omgekomen.
De tentoonstelling, die door leden van het Comité 1915 is samengesteld uit een grote hoeveelheid materialen, is vanaf 28 februari tot en met zaterdag 14 maart te zien in het gebouw van de Openbare Bibliotheek te Enschede
Meer dan 200 mensen waren vanmiddag afgekomen op de officiële opening van de tentoonstelling over de Armeense Genocide en de Aramese Sayfo die het “Comité 1915” in de Openbare Bibliotheek van Enschede had ingericht. Buiten stond voor alle zekerheid politie voor de deur, maar ongeregeldheden hebben zich niet voorgedaan. Binnen was de zaal bijna te klein voor het divers samengestelde publiek: naast Aramese en Armeense ook veel autochtone, Griekse, Turkse en Arabische Nederlanders en dito Duitsers.
Het samengestroomde publiek werd welkom geheten door de directeur van de Enschedese Bibliotheek, Gerard Kocx, die meldde dat hij verbaasd was over de vele bedankjes en complimentjes die hij had gekregen dat hij dit met “zijn” bibliotheek had aangedurfd. Volstrekt overbodig, volgens Kocx, want het organiseren van dit soort tentoonstellingen behoort tot de kerntaken van de bibliotheek. Juist als het een onderwerp is waar je verschillend over kunt denken en waar verschillende opvattingen over bestaan, dan is de bibliotheek bij uitstek de plek om te kunnen leren hoe het nu echt zit. Om te leren van de geschiedenis en in een multiculturele samenleving ook van elkaars geschiedenis.
Veel autochtone Nederlanders hebben geen weet van wat zich 100 jaar geleden voordeed.
Met een beetje goede wil weet men nog dat in 1914de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In onze buurlanden dacht men toen, in 1914, nog dat het een frischer, fröhlicher Krieg zou worden. Vóór de Kerst van 1914 zou men weer thuis zijn. Maar de oorlog verliep niet volgens plan en in 1915 begonnen de grote verschrikkingen die deze Eerste Wereldoorlog zouden kenmerken. Aan het westelijk front vond in 1815 de Slag om Ieper plaats waar voor het eerst in de geschiedenis chemische wapens werden ingezet. Aan het zuidelijk front besloten Italië en Bulgarije aan de oorlog deel te nemen. Aan het zuidoostelijke front vond de landing bij de Dardanellen plaats die uiteindelijk tot de Slag van Gallipoli zou leiden die nog jaarlijks in Australië en Nieuw-Zeeland herdacht wordt omdat juist uit deze landen zoveel jonge soldaten bij de slag zijn omgekomen. En nog iets verder naar het oosten begin in 1915 de Armeense Genocide en de Aramese Sayfo. Het is goed om daar kennis van te nemen en daarin speelt de bibliotheek graag een rol, aldus Gerard Kocx.
Namens het “Comité 1915” heette Johnny Shabo de aanwezigen welkom bij de tentoonstelling. Het Comité 1915 is een tamelijk uniek
samenwerkingsverbandvan Aramese en Armeense organisaties dat is opgericht om in dit 100ste herdenkingsjaar van de Armeense Genocide en de Aramese Sayfo niet alleen samen te herdenken maar ook om de Nederlandse bevolking te informeren over de verschrikkingen die 100 jaar geleden in het Ottomaanse Rijk hebben plaatsgevonden en waarbij naar schatting 1,5 miljoen Armeense en enkele honderdduizenden Aramese mannen, vrouwen en kinderen zijn gedood.
Het doel van het herdenken van de genocide is volgens Shabo om ervan te leren en te voorkomen dat het nog eens zou gebeuren. Stil staan bij de verschrikkingen van toen is oproepen dat het niet nog eens gebeurt. Zoals we ook de Holocaust of de Rwandese genocide herdenken. Dat het niet weer gebeurt… Maar als je vandaag naar het Midden-Oosten kijkt, dan gebeurt het juist wel weer. Vorig jaar werd de Arabische letter “N” van nasrani, het Arabische woord voor christen (“nazarener”) op de huizen, kerken en andere gebouwen van christenen in Mosul, de qua omvang tweede stad van Irak, geschilderd. Dechristenen die al 2000 jaar in Mosul woonden werd daarmee vogelvrij verklaarden ontvluchtte massaal de stad en haar omgeving. Voor het eerst in de geschiedenis wonen er geen christenen meer in Mosul. Het herdenken van de genocide op Armeniërs en Arameeërs 100 jaar geleden is daarom ook een oproep aan de wereldgemeenschap om dit niet nog eens te laten gebeuren.
CDA-Tweede-Kamerlid Pieter Omtzigt constateerde dat het initiatief van het Comité 1915 om deze tentoonstelling te organiseren helaas noodzakelijk blijkt. Helaas, omdat iedereen het raar zou vinden om een tentoonstelling te organiseren over de Holocaust, over Srebrenica of over Rwanda. We weten wat daar heeft plaatsgevonden. Maar over de Armeense Genocide en Aramese Sayfo lijkt onduidelijkheid te bestaan. Het zou in de complete chaos van de Eerste Wereldoorlog hebben plaatsgevonden waar ook zoveel andere bevolkingsgroepen hun slachtoffers moeten tellen. Maar, zo stelt Omtzigt, het ging bij de Armeense Genocide en de Aramese Sayfo wel degelijk om een bewuste poging tot uitroeiing van de christelijke bevolkingsgroepen binnen het Ottomaanse Rijk. En het gebeurde in het volle daglicht, onder de ogen van Duitse officieren en Westerse diplomaten die hierover ook aan hun respectievelijke hoofdsteden rapporteerden. Het werd ook veroordeeld en de Amerikaanse regering, toen, in 1915, nog geen partij in de Eerste Wereldoorlog, liet de Ottomaanse regering weten dat zij hier niet straffeloos mee weg zou komen.
En toch gebeurde dat feitelijk na afloop van de oorlog. Er zijn een paar processen gevoerd, maar het werd al heel snel stil. Doodstil. Een pijnlijke stilte voor de slachtoffers, maar ook een gemiste kans om de motieven achter de genocide boven tafel te krijgen. Motieven die ook nu weer een rol spelen. Eén van de kerken waar de doden van de genocide van 1915 begraven liggen en geëerd worden werd vorige week vernield. Juist het motief waarmee het geweld plaatsvindt maakt het verschil uit of er sprake is van ”gewone” oorlogshandelingen of van genocide. Afgelopen zomer hebben diverse Tweede-Kamerfracties er bij de Nederlandse regering op aangedrongen om het geweld van IS tegen diverse minderheden in het noorden van Irak en Syrië als “genocide” aan te merken. Dat lijkt een kwestie van woorden, maar “genocide”brengt onder het internationaal recht de verplichting met zich mee om er ietsaan te doen. Dat “iets doen” hoeft overigens niet meteen te betekenen dat er militairen op af gestuurd hoeven te worden. Je zou als Westerse regeringen kunnen beginnen met het voorkomen dat vanuit onze landen mensen naar Syrië en Irak vertrekken om daar genocidale moorden te begaan. We zijn ons wat dat betreft te weinig bewust van onze eigen rol in deze.
En dan de erkenning. Er zijn wereldwijd twee regeringen die de Armeense Genocide niet erkennen en dat zijn de regeringen van Turkije en Azerbeidzjan. Het heeft Omtzigt verbijsterd dat de Nederlandse regering onlangs begrip leek te hebben voor de opstelling van de Turkse regering dat de genocide pas erkend kon worden zodra dit wetenschappelijk onomstotelijk was vast komen te staan. De internationale vereniging van genocide-wetenschappers heeft onomwonden vastgesteld dat in 1915 sprake was van genocide. Dat heeft ze tot drie keer toe verklaard. Wat wil je dan nog meer? Tegen deze achtergrond is het eigenlijk ook schandalig dat de Nederlandse regering nu, zeven maanden na dato, nog steeds geen antwoord heeft gegeven op de brief van de Federatie van Armeense Organisaties in Nederland naar aanleiding van
het protest van nationalistische Turken op 1juni vorig jaar in Almelo. Komende week zullen daar schriftelijke vragen over worden gesteld. De Nederlandse regering zou zich volgens Omtzigt duidelijker moeten uitspreken over het belang van het herdenken van de Armeense Genocide. Juist ook tegen de achtergrond van de huidige gebeurtenissen en om een herhaling te voorkomen.
SGP-Tweede Kamerlid Roelof Bisschop had ook het woord gevraag. Niet om een lange inleiding te houden, maar om het Comité 1915 te complimenteren met dit initiatief. Een volk dat zijn verleden vergeet is gedoemd om het verleden te herhalen. Het is belangrijk om met een tentoonstelling als deze te laten zien dat je er nog bent als gemeenschap. Zolang de Turkse regering de Armeense Genocide ontkent, kan Turkije wat Bisschop betreft geen lid van de Europese Unie worden.
De laatste spreker was Jan Westert, fractievoorzitter en lijsttrekker van de ChristenUnie in Overijssel. Hij benadrukte dat Overijssel graag een gastvrije provincie wil zijn voor verschillende bevolkingsgroepen, waar ze ook vandaan komen, en dat groepen die willen voorkomen dat gruweldaden als de Armeense Genocide zich herhalen alle ruimte moeten krijgen om zich te manifesteren met een tentoonstelling als deze en de Stille Tocht die op 24 april gelopen zal worden naar het Armeense Genocide Monument in Almelo. Bij
de onthulling van dat monument op 24 april vorig jaar verklaarde zijn partijgenoot en Tweede Kamerlid Joël Voordewind te hopen dat dit monument bij zou dragen aan verzoening en aan een vreedzame wereld”. Westert hoopt vanuit Enschede, Overijssel of Nederland te kunnen helpen om de verzoening in deze met Turkije dichterbij te brengen.
Naast diverse panelen met foto’s en teksten …
… lagen (of stonden) er ook boeken, zoals “De eerste Holocaust” van Robert Fisk …
… en “Echo uit een onverwerkt verleden van Stire Kaya-Cirik”.
… en natuurlijk ook leden van het Comité 1915 …
… nadat op het laatste moment nog even flink geklust had moeten worden.