Ontkenning is onderdeel van genocide
Het begrip genocide is tamelijk nieuw (71 jaar oud), maar het verschijnsel bestaat al veel langer en werd in het industriële tijdperk ook benoemd. Zo sprak Babeuf in 1794 al over het “exterminating wheel” (het doorgaande uitmoorden; het vernietigen van mensen om het vernieten); Hegel sprak in 1821 over “fanaticism of destruction” en August von Platen in 1831 over “Volksmurder”. Raphaël Lemkin zou uiteindelijk in 1943 het begrip “genocide” introduceren in het boek “Axis Rule in Occupied Europe” waarbij opmerkelijk is dat omvang van de vernietiging door de Asmogendheden in de tijd dat hij dit boek schreef nog nauwelijks bekend was buiten het door hen bezette Europa.
Ook het verschijnsel zelf was al eerder in de 20ste eeuw bekend. Onder de naam “Herero” werden in opdracht van het koloniaal bestuur in de Duitse kolonies in 1908/9 dodenlijsten afgewerkt waarbij de namen opmerkelijk genoeg in rode inkt waren geschreven. In Oekraïne vond in de jaren ’30 de Holodomoer plaats waarbij de Sovjets moedwillig een groot deel van de Oekraïense bevolking de hongerdood liet sterven in wat tot die tijd de graanschuur van Europa was. En er was de Armeense genocide die van 1915 tot 1919 plaatsvond en een duidelijk voorbeeld was van een systematische moord op mensen, niet om wat ze doen, maar om wat ze zijn. Een moord waarbij het volledige staatsapparaat werd ingezet met leger, administraties, spoorwegen etc. In 1919 was de vernietiging van het Armeense volksdeel in het oosten van het Ottomaanse Rijk vrijwel volledig, alleen in het midden van het land waren nog overlevenden te vinden.
Het Genocide-verdrag van de Verenigde Naties uit 1948 gaat grotendeels op de definitie van Lemkin terug en het betreffende artikel II luidt als volgt:
In dit verdrag wordt onder genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met het opzet om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:(a) het doden van leden van de groep;(b) het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;(c) het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;(d) het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;(e) het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.
Wat hierbij opvalt is volgens Anthonie Holslag is dat Lemkin en daarmee ook de VN zich in deze definitie niet lieten leiden door de Holocaust, zoals vaak wordt beweerd, maar door de Armeense genodice. De punten (d) en (e) – gedwongen geboortebeperking en gedwongen adoptie – vonden namelijk niet plaats tijdens de Holocaust maar wel tijdens de Armeense Genocide.
De kritiek dat de definitie enkel op de Holocaust zou zijn gebaseerd snijdt dus geen hout, maar er zijn wel andere problemen met de definitie. Zo is lastig vast te stellen of er daadwerkelijk opzet in het spel is en is het lijstje criteria – nationaal, etnisch, raciaal of religieus – te beperkt. Eigenlijk is het probleem dat de definitie te statisch is – te zeer gericht op een bepaalde situatie of gebeurtenis – en processen als een culturele en politieke dynamiek, maar ook de motivaties en de oorzaken, niet meeneemt.
Over deze dynamiek, het genocidaal proces, is ook heel veel geschreven, waarbij je enerzijds, met sociologen en politicologen top-down kunt kijken waarom staten en samenlevingen een genocide in gang zetten en anderzijds, met antropologen en sociaal-psychologen bottom-up waarom mensen hier aan deelnemen of zich ertoe laten lenen. Als het om de eerste benadering gaat is de theorie van Melson van belang die laat zien dat genocide de uitkomst is van een politiek proces en meeste wordt bespoedigd door een politieke crisis. Zo vonden in het Ottomaanse Rijk in 1908 en 1913 twee revoluties plaats die wel gezien worden als de startpunten van de Armeense Genocide. Bij de tweede benadering zijn sociaal-psychologische experimenten heel belangrijk die laten zien dat heel normale mensen onder bepaalde omstandigheden tot de meest extreme dingen in staat zijn.
Onder Pol Pot in Cambodja zijn 1.700.000 Cambodjanen omgekomen. Er wordt wel gezegd dat die politieke tegenstanders waren, maar dan behoorde daar kennelijk de hele Vietnamese minderheid in Cambodja bij die volledig is uitgemoord en ook alle Cambodjaanse Chinezen; alle stedelingen en alle brildrager (de laatste groep vanwege hun gelijkenis met Franse intellectuelen). De Cambodjaanse Genocide had dus wel degelijk ook etnische en raciale aspecten. Dat blijkt ook uit het feit dat ook kinderen werden vermoord. Dat heeft niets met politieke oppositie te maken maar met etnische en raciale identiteit.
De Rwandese Genocide was de snelste. In 100 dagen moorden de Hutu’s 500.000 tot 1.000.000 Tutsi’s en Twa (de laatste groep wordt nooit genoemd, maar heeft nog zwaarder geleden dan de Tutsi’s). Als je dat omrekent kom je op 1 dode per 2 minuten. En dat zonder industriële infrastructuur met gaskamers e.d.
In Bosnië-Hercegovina zijn 100.000 tot 150.000 doden gevallen. Daar deed enerzijds het concentratiekamp weer zijn intrede, maar ook de driejaarlange “belegering” van Sarajevo was in feite een genocidaal proces waarbij het niet om de inname van de stad ging maar om het doden van de bevolking.
Door onderzoekers van de genocide als proces wordt meer en meer benadrukt dat het niet aan maar om het doden van mensen gaat, of van een bevolkingsgroep maar om de vernietiging van een daarbij behorende cultuur. Dat verklaart ook waarom bij diverse genocides niet alleen de mensen doelwit zijn, maar ook dragers van de culturele identiteit van deze mensen, zoals hun religieuze gebouwen (synagogen, kerken en moskeeën), uiterlijke kenmerken van mensen, hun taal en hun namen. In het Turkije van na de genocide zie je dat andere talen dan het Turks niet getolereerd wordt, dat leden van minderheidsgroepen, inclusief de overlevenden van de genocide, Turkse namen moeten aannemen en dat alles wat “niet Turks” is (dus bijvoorbeeld kerken) niet gerestaureerd mag worden.
De Nederlandse genocide-onderzoeker Zwaan heeft in 2001 zes stappen in het genocidaal proces onderscheiden:
– identificatie van de betreffende groep
– segregatie en isolatie
– ontnemen van eigendommen
– concentratie
– destructie
– “vergeten”
– Classificatie
– Symbolisatie
– Discriminatie
– Ontmenselijking
– Organisatie
– Polarisatie
– Voorbereiding
– Vervolging
– Vernietiging
– Ontkenning
Maar dan blijft de vraag waarom het gebeurt. In zijn boek “The Roots of Evil: The Origins of Genocide and Other Group Violence” geeft Ervin Staub de volgende verklaring:
“All human beings strive for a coherent and positive self-concept, a self-definition that provides continuity and guides one’s life. Difficult conditions threaten the self-concept as people cannot care for themselves and their families or control the circumstances of their lives.”
Oftewel: genocides vinden vaak plaats vanuit een minderwaardigheidscomplex van de daders. In de zoektocht naar een eigen identiteit ontneemt je de ander datgene waarin je jezelf minder acht. En het proces is dan een “continuum of destruction”, vergelijkbaar met pestgedrag waarbij je ook steeds een heel klein stapje verder gaat waar steeds niemand tegen protesteert omdat ze namelijk al aan het voorgaande stapje gewend waren geraakt.
Je krijgt hiermee een culturele uiting van geweld, dat langs de volgende acht stappen verloopt:
– stigmatisering
– vernietiging van civiele identiteit
– vernietiging van economische identiteit
– vernietiging van identiteitsindicatoren (social death)
– ontnemen recht van nageslacht
– vernietiging van gender identiteit
– vernietiging van menselijke identiteit
– vernietiging van geschiedenis / recht om te herinneren
Genocide is al met al dus veel meer een dynamisch proces dan een statisch iets, zoals vastgelegd in het genocide-verdrag van de genocide. Maar ook de VN is tot dat inzicht gekomen en zij spreekt inmiddels van de “Responsibility to Protect” in plaats van van de “prevention of genocide”. Met name in Veiligheidsraadssresoluties 1674 en2170 staan zeer behartigenswaardige dingen over de bescherming van minderheden.
Is daarmee “genocide” tot een 20ste eeuws verschijnsel gebleven? Helaas. In de nog korte 21ste eeuw hebben we ook al genocidale geweldplegingen gezien:
– Darfur
– Centraal Afrikaanse Republiek (waar de VN-operatie waartoe inmiddels was besloten niet is doorgegaan vanwege de opmars van IS)
– Zuid-Soedan
– Syrië
– en IS(IS), waarvan je kunt zeggen dat het geen staat is, maar dat wel als een staat opereert en zeker als het om het systematisch moorden gaat.
In al deze voorbeelden wordt de dominante cultuurgroep vermoord.
Samen met Kjell Anderson heeft Anthonie Holsslag een door 100 genocide-wetenschappers mede-ondertekende brief aan de Verenigde Naties gestuurd met de oproep dat ze bij de door IS gepleegde genocide niet werkeloos kan blijven toekijken. Daarop heeft toenmalig minister Timmermans ontkend dat er sprake is van genocide in de door IS(IS) beheerste gebieden. In de discussie met de Tweede Kamer hierover heeft Timmermans advies gevraagd van de Volkenrechtelijk Adviseur, de Amsterdamse hoogleraar Nollkaemper, maar door de vraagstelling een advies afgedwongen dat volledig in zijn straatje paste. In de allerlaatste alinea breekt Nollkaemper evenwel uit dat straatje en stelt dat met politieke wil ingrijpen alsnog mogelijk is. Dat kwam Timmermans echter niet uit en die laatste alinea laat hij dus stelselmatig links liggen. Volgens zijn interpretatie moeten we eerst een gerechtelijk oordeel afwachten waarin onomstotelijk is bewezen dat genocide heeft plaatsgevonden alvorens de internationale gemeenschap kan ingrijpen. Maar ja, dan is het te laat.
Anthonie Holslag sluit zijn lezing af met de tekst van George Santayana die bij het Auschwitz-monument staat: “The one who does not remember history is bound to live through again” (degene die de geschiedenis niet herdenkt zal deze nog eens moeten beleven).
Gevraagd naar de hardnekkige ontkenningspolitiek van Turkije, zeker in vergelijking tot Duitsland, stelt Anthonie Holslag dat daar verschillende theorieën over zijn. Een belangrijk verschil met Duitsland is dat het regiem dat voor de Holocaust verantwoordelijk was volledig was verslagen en dat de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog een nieuw Duitsland vormden waarvan de regering zich al direct van het nazi-regiem distantieerde. In Turkije werd de nieuwe republiek na de Eerste Wereldoorlog gevormd door de politieke en militaire elite die bij de neergang van het Ottomaanse Rijk kwam bovendrijven en die de schuld voor de Armeense Genocide wel probeerde op de Ottomanen af te schuiven, maar er feitelijk zelf de hand in had gehad. Het idee van een Turkse staat zonder vreemde elementen ligt ook sterk verankerd in de ideologie van die nieuwe machthebbers en je zou ook nog kunnen zeggen dat de genocide op de niet-Turkse minderheden nooit echt is opgehouden.
Maar waarom zijn Nederlandse politici zo terughoudend? In dit verband kun je ook opmerken dat het schandalig lang geduurd heeft (nog geen tien jaar geleden) dat Nederland de Armeense Genocide heeft erkend. Nederland heeft zelf op dit punt ook een tamelijk onverwerkt verleden. Denk aan de koloniale tijd en de politionele acties, maar ook aan het feit dat juist vanuit Nederland percentueel de meeste joden tijdens de Tweede Wereldoorlog werden weggevoerd. En denk aan Srebrenica.
Dat de Almelose politiek zijn handen er liever niet aan brand is een apart verhaal en dat laat zich misschien het beste samenvatten als “de rust in de tent bewaren”. Je probeert de geit en de kool te sparen. Gevraagd of Almelo dan niet beter de dialoog zou kunnen helpen bevorderen, stelt Anthonie Holslag dat je bij een dialoog de bereidheid moet hebben om naar elkaar te luisteren. Als je die bereidheid niet hebt – en in de praktijk blijkt dat vaak het geval te zijn – dan is slechts sprake van een debat waarin de stellingen nog eens worden herhaald en die de partijen geen stap dichter bij elkaar brengt maar de tegenstellingen alleen maar verder aanscherpt.
Op de vraag of het benoemen van een situatie of proces als genocide niet te vaak wordt misbruikt als grond om militair in te grijpen, antwoordt Anthonie Holslag dat het soms noodzakelijk is dat door buitenstaanders ingegrepen wordt om een bepaalde dynamiek te doorbreken. Of de huidige interventie tegen ISIS helpt is volgens hem ook maar zeer de vraag. Hij vreest dat de huidige militaire campagne het proces versterkt; niet alleen het moorden, maar vooral de steeds groter wordende rol van etnische, sektarische en religieuze identiteit. In hun brief hebben de 100 genocide-wetenschappers dan ook humanitair ingrijpen naast militair ingrijpen bepleit, maar van dat eerste is nog maar heel weinig te zien.
Tot slot merkte Anthonie Holslag deze avond een sterke neiging bij de aanwezigen om genocidale activiteiten van de Syrische regering in twijfel te trekken. Hem viel op dat hem regelmatig werd gevraagd om dan maar met bewijzen te komen dat de Syrische regering hiervoor verantwoordelijk is. Hij heeft niet de illusie zijn gehoor hiervan te kunnen overtuigen met welke nadere bewijzen dan ook, maar roept de aanwezigen, in lijn met het verhaal over genocidaal proces en de ontkenning die hier ook deel van uitmaakt, om eens heel goed bij zichzelf te rade te gaan waarom ze niet willen of kunnen geloven dat de Syrische regering zich eveneens aan genocidale daden schuldig maakt.