IMPRESSIE BIJEENKOMST “IN HET LICHT VAN … VREDE” VAN 29 MEI 2014: DE BAHA’I

Ook in de maand mei hielden de Raad voor Levensbeschouwingen en Religies, de Wereldvredesvlam en de Wonne op de laatste donderdag van de maand een bijeenkomst “In het Licht van … Vrede”, ook al viel deze donderdag samen met Hemelvaartsdag. Voor de Baha’i, die deze avond mochten invullen, was er nog een ander samenvallen: de datum 29 mei is namelijk de sterfdag (in 1892) van Bahá’u’lláh, de grondlegger van Baha’i. Deze was in 1817 in Teheran geboren en overleed dus 75 jaar later in Akko (in het huidige Israël).
De bijeenkomst droeg als titel “Wereldvrede onvermijdelijk?” en volgens de eerste inleider is “vrede” altijd een belangrijk thema in het Baha’i-geloof geweest. Dit werd geïllustreerd aan een tweetal citaten van Bahá’u’lláh: “Het welzijn der mensheid, haar vrede en veiligheid zijn onbereikbaar, tenzij en totdat haar eenheid blijven tot stand is gebracht.” en “Dit vruchteloos strijden, deze vernietigende oorlogen zullen voorbijgaan en de ‘Allergrootste Vrede’ zal komen”. (Baha’u’llah, Akká, 1890).

Bahá’u’lláh’s zoon en opvolger Abdu’l-Bahá ontving tijdens de Eerste Wereldoorlog het verzoek van het in Den Haag gevestigde Centrum voor Duurzame Vrede het verzoek om zijn gedachten over “vrede” met dit centrum te delen en zo verscheen in 1919 de publicatie “Het Vraagstuk van Universele Vrede – Tafel aan Den Haag”. Omdat dit boekwerkje bijna 100 jaar geleden is uitgebracht zal het binnenkort in herdruk verschijnen (of is het onlangs in herdruk verschenen, dat werd me niet helemaal duidelijk).
De tweede inleider was net vier maanden geleden tot de Baha’i toegetreden. Hij was hiermee in aanraking gekomen toen hij in januari 2004 in Haifa was, daar een dagje vrij had en uit nieuwsgierigheid het daar gevestigde hoofdkantoor van de Baha’i – het Universal House of Justice – en talrijke pelgrimsoorden waaronder het graf van Bahá’u’lláh had bezocht. Tijdens de studiereis naar Palestina en Israël in maart zijn we daar ook een paar keer langs gereden en door onze gids ook op gewezen, maar we hebben er toen geen verdere aandacht aan besteed.
Bij het schrijven van deze impressie toch maar even de achtergrond hierachter uitgezocht. Bahá’u’lláh werd als voorman van een nieuwe religieuze stroming in 1853 door de Perzische regering verbannen en streek aanvankelijk in het Ottomaanse Bagdad neer waar hij, in de onmiddellijke nabijheid van het Perzische verder werkte aan de uitbouw van deze stroming. In 1863 vroeg de Perzische regering om zijn uitlevering, maar hun Ottomaanse aartsvijanden zagen juist hierdoor in Bahá’u’lláh een nuttig instrument en nodigden hem uit zich in de Ottomaanse hoofdstad Constantinopel te vestigen op veilige afstand van de Perzische grens. Zwartgemaakt door religieuze tegenstanders en nadat bovendien gebleken was dat hij zich niet als politiek instrument liet gebruiken, werd Bahá’u’lláh in 1868 in Akko gevangen gezet. Hoewel deze gevangenschap de rest van zijn leven zou duren, werd zijn bewegingsvrijheid in het toenmalige Ottomaanse Palestina wel steeds groter. Hij wees zelf in Haifa de plek van zijn graf op de berg Karmel aan.
Het derde element van de bijeenkomst was het ontsteken van de Zeven Kaarsen van Eenheid. Daaraan voorafgaand werd een tekst van Abdu’l-Bahá voorgelezen waarin deze duidelijk maakt waarom juist nu het moment daar is om Wereldvrede te bereiken. Dit werd volgens hem namelijk eeuwenlang verhinderd door gebrek aan communicatie. In onze tijd zijn we echter wereldwijd met elkaar verbonden. Niet alleen weten we binnen de kortste keren wat er elders in de wereld gaande is, maar ook zijn steden en landen economisch afhankelijk van elkaar geworden. Door deze sterke vervlechting zou de wereldvrede bereikt kunnen worden als vrucht van de eenheid. De Zeven Kaarsen van Eenheid zijn staan dan voor:
 Eenheid op politiek vlak.
 Eenheid in samenwerking op wereldniveau.
 Eenheid in vrijheid.
 Eenheid van religie.
 Eenheid van volken.
 Eenheid van het menselijke ras.
 Eenheid van taal.
Vervolgens was de vraag aan de orde hoe Baha’i concreet aan wereldvrede werken. In 1985 heeft het in Haifa gevestigde Universele Huis van Gerechtigheid het boekje “Belofte van Wereldvrede” uitgegeven. Het boekje bevat een analyse waarom die wereldvrede er nog niet is en wat we zouden moeten doen om het dichterbij te brengen. Die handelingen zouden deels gericht moeten zijn op het bestrijden van misstanden, deels op het werken aan goede ontwikkelingen. De eerste reeks omvat:
1. Racisme uitbannen
2. Uitersten van arm en rijk wegnemen
3. Onbeteugeld nationalisme bestrijden
4. Godsdienststrijd staken
5. Gelijkwaardigheid man en vrouw bevorderen
6. Onwetendheid tegengaan (universeel onderwijs)
7. Communicatie verbeteren (universele taal)
8. Vooroordelen wegnemen.
9. Superioriteit loslaten
De tweede reeks:
1. Harmonie en samenwerking
2. Bewustzijn van het één-zijn der mensheid
3. Wereldburgerschap aanleren
4. Wereldfederatie vormen
5. Opheffen nationale barrières
6. Internationale regelgeving
Na afloop kregen alle net geen 30 aanwezigen een exemplaar van het boekwerkje “Belofte van Wereldvrede” uitgereikt. Om het allemaal nog meer handen en voeten te geven vonden in 2013 verschillende jongeren-conferenties plaats waar het omzetten van spirituele principes in acties centraal stond. Vanuit deze jongeren-conferenties werden een paar videofilmpjes vertoond waarin het woord “dienstbaarheid” veelvuldig viel.
Na een paar muzikale bijdragen werd de bijeenkomst afgesloten met een vragenronde die echter al vrij snel ontaardde in een discussie over de al dan niet vermeende pretentie van het Baha’i-geloof de andere religies te omvatten en de door hen nagestreefde (religieuze) eenheid te vormen.
Jan Schaake
29 mei 2014