Het Oosten als afvalputje

Het oosten als afvalputje

12 januari 2015 organiseerde Enschede voor Vrede als onderdeel van de stichting Vredes- En DuurzaamheidsActviteiten Netwerkstad (VEDAN) in het zaaltje naast de Wintertuin van de Wonne de eerste VREDESTUIN-bijeenkomst. En wel over de “beweging in de Twentse bodem”. De bodem wat trots door de provincie als de “tuin van Nederland” wordt gepropageerd, maar waar al bijna 100 jaar zout uit de bodem wordt gehaald en waar vergevorderde plannen zijn voor de opslag van strategische voorraden olie en gas maar ook van onafbreekbaar afval in de inmiddels lege zoutcavernes en waar de NAM haar afvalwater uit Drenthe loost. Dat het daarbij grondig mis kan gaan wordt niet alleen aangetoond door de olielekkages vorig jaar vlak over de grens bij de zoutcavernes in het Duitse Epe maar juist ook in de week vóór de georganiseerde bijeenkomst bij de afvalwaterlozing van de NAM.

De eerste inleider was Ko van Huissteden die als geoloog werkzaam is aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en onderzoek heeft gedaan naar het grondwater in Twente. Twente heeft heel weinig zoet drinkwater in haar eigen bodem en moet dat van buiten betrekken. Het gaat daarbij om een aan te vullen tekort van 7 miljard liter. Alle reden dus om met zorg te kijken naar de Twentse bodem en juist ook om met een geologische bril naar de voorgenomen olieopslag in zoutlagen te kijken.
De ondergrondse zoutlagen in Nederland zijn gevormd door ondiepe zoutwaterzeeën die hier in het verleden zijn geweest en waarbij de verdamping hoog was. Deze zijn er in het verleden diverse malen geweest en er liggen dan ook verschillende zoutlagen in de bodem. De zoutlaag die in Duitsland wordt aangeboord ligt dieper dan de zoutlaag die in Nederland wordt geëxploiteerd.
Bij die ondergrondse zoutlagen is er sprake van een vrij sterke mate van vervormbaarheid onder hoge druk. Daardoor is de zoutlaag op de ene plek aanmerkelijk dikker (en dus exploiteerbaar) dan elders. Op sommige plekken ontstaan zelfs een soort zoutpijlers die in een enkel geval zelfs bijna aan de oppervlakte komen. De ondergrondse laag heeft een tamelijk hoog zelfherstellend vermogen.

Het zout is oplosbaar in water en overigens niet in olie. Van die oplosbaarheid in water wordt gebruik gemaakt bij de ondergrondse zoutwinning, maar het gaat hier om een tamelijk energie-intensief proces. In de omgeving van Epe leidt de zoutwinning tot het ontstaan van cilindrische zoutcarvernes; in de omgeving van Hengelo en Enschede gaat het om een plattere, trapezium-achtige vorm wat alles te maken heeft met de reeksen van drie boorpijpen die kenmerkend zijn voor de verspreiding van de Twentse zouthuisjes. Door die zoutwinning ontstaan natuurlijk breuklijnen in de ondergrond. Dat wil niet zeggen dat de boel meteen op instorten staat, maar het blijft volgens Ko van Huissteden een zwakke plek in de ondergrond.

Omdat de zoutwinning in de Enschede en Hengelo minder diep (500 meter) zit dan in Epe en Gronau (1000 meter) is de druk van de bovenliggende bodemlagen op de leeggehaalde zoutholte in de omgeving van Epe en Gronau groter. De hiermee samenhangende zogenaamde rekspanning op de oliepijpleiding die van het aardoppervlak naar de caverne gaat is dan ook naar alle waarschijnlijkheid de veroorzaker van het lekkageprobleem dat zich hier een jaar geleden voordeed.

In de omgeving van Enschede en Hengelo zal deze rekspanning aanmerkelijk minder zijn. Er is na de lekkage in Duitsland flink gerekend aan de mogelijke risico’s maar Ko van Huissteden constateert dat in de modellen die daarbij gebruikt zijn een tamelijke versimpelde vorm van een trapeziumvormige caverne is gebruikt en dat bijvoorbeeld geen rekening is gehouden met het mogelijke effect van de eerdergenoemde breuken die tot dusverre nog niet tot veel ellende hebben geleid maar waarvan je domweg niet weet hoe die zich houden als de cavernes met olie gevuld zullen worden.

Een ander verschil in de vorm van de cavernes in Duitsland en in Nederland is dat de cilindrische cavernes in Duitsland een koepelvormig dak hebben terwijl het dak van de Nederlandse trapeziumvormige cavernes plat is. De oppervlakte van het dak van één zo’n caverne is vergelijkbaar met dat van het FC Twente stadion. Het is alom bekend dat koepelvormige daken meer druk kunnen opvangen dan platte daken, dus of de Nederlandse cavernes inderdaad stabieler zullen zijn dan de Duitse cavernes, zoals de AKZO en het ministerie van Economische Zaken beweren, is de vraag.

Ko van Huissteden heeft grote aarzelingen als het gaat om de volledigheid van de risico-analyses die door AKZO en het ministerie zijn uitgevoerd. Zo is bij zijn weten ook geen rekening gehouden met aardbevingen die eventueel opgewekt kunnen worden door de eerdergenoemde afvalwaterinjecties van de NAM en door de schaliegaswinning waarvoor Twente ook nog altijd in beeld is. Er is dus wel degelijk een gerede kans op calamiteiten en als er een calamiteit is dan heeft dat grote gevolgen voor het toch al schaarse grondwater in Twente.

De druk die nu op het proces ligt om ondanks de recente olielekkages in Duitsland de resultaten van het daarnaar gepleegde onderzoek niet volledig af te wachten en haast te maken met de ondergrondse olieopslag in de zoutcavernes tussen Hengelo en Enschede moet volgens Ko van Huissteden in samenhang gezien worden met de lage olieprijs op dit moment. Dat leidt tot speculatie om nu goedkoop olie in te kopen en dat te verkopen zodra de prijs weer hoger is. Ook elders zie je dat er een rush is op opslagruimte. Bij Rotterdam liggen een aantal olietankers voor anker die gevuld zijn met deze speculatie-olie.

Natuurlijk moeten staten een strategische olievoorraad aanleggen om de hiervan afhankelijke economie en samenleving gaande te houden in het geval van grote leveringsproblemen. En dat in deze tijd van terroristische aanslagen gezocht wordt naar ondergrondse opslagcapaciteit, die nu eenmaal minder kwetsbaar is voor aanslagen dan bovengrondse opslag, is ook te begrijpen. Maar volgens Ko van Huissteden is het van belang om een onderscheid te maken tussen de strategische en speculatieve olievoorraden die opgeslagen moeten worden en waarvoor naar bepaald niet risicoloze ondergrondse locaties wordt gekeken.

Tot slot wijs hij zijn gehoor er nog op dat het Rijk bezig is met een beleidsnotitie over de diepe ondergrond en die notitie zou voor Twente wel eens van groot belang kunnen zijn. Binnenkort is de inspraakronde hiervoor en hij roept zijn gehoor op om dit goed in de gaten te houden.

De tweede spreker is Udo Buchholz uit Gronau. Eigenlijk antinucleair activist, strijdend tegen de uraniumverrijkingsfabriek in Gronau, de splijtstofstavenfabriek in Lingen, de kerncentrale in Lingen en de kernafvalopslag in Ahaus. In Gronau waren politiek, burgers, boeren en buitenlui eigenlijk wel blij met de opslag van grote hoeveelheden olie en gas in de zoutcavernes in Gronau en het eveneens tot die gemeente behorende Epe omdat het geld in het laadje bracht. In het verleden zijn er wel eerder incidenten geweest, maar daar liet men het bij zitten. Dat was een jaar geleden anders, toen een boer plotseling olie op zijn land vond en zijn koeien daaraan doodgingen. Niet alleen in Gronau zelf leidde dit tot enige consternatie, ook in Asse en Gorleben, waar kernafval in lege zoutmijnen is opgeslagen volgt men de ontwikkelingen met argusogen omdat wat je in de grond stopt er kennelijk ook zomaar weer uit kan komen.

Over de aanpak van het probleem is Udo Buchholz bijzonder sceptisch. De afgegraven oliehoudende grond is naar Wezel afgevoerd maar is daar gewoon op de aanwezige ondergrond gestort zodat er ten gevolge van die afgraving en het transport een nog grotere hoeveelheid bodem is vervuild. Om te voorkomen dat de vervuiling zich via het grondwater verder zou verspreiden is een acht meter hoge afscheidingswand in de bodem aangebracht, maar volgens Udo Buchholz is hier eerder sprake van een psychologische geruststellingsmaatregel dan van een effectieve milieumaatregel: onder die acht meter diepe afscheiding lekt het natuurlijk alsnog gewoon door en bovendien is de afscheiding alleen aangebracht op de plekken waar die direct de grond in kan. Onder de wegen door het gebied ligt geen afscheiding. Wat hem nog altijd verbaast is dat de autoriteiten volhielden dat het onmogelijk was om de olievoorraad uit de lekkende caverne te pompen (om te voorkomen dat het nog verder ging lekken) omdat dat het gevaar zou opleveren dat de caverne zou instorten. Let wel: het gaat hier om strategische olieopslag; het is dus de bedoeling dat die olie er uit wordt gehaald zodra deze nodig is!

Ondanks al deze bijkomende problemen blijkt het lastig om het protest te mobiliseren. De boeren zwijgen omdat ze stevig worden gecompenseerd door de eigenaren van de olie-opslag. Ondertussen dient zich langs de grens alweer een nieuw probleem aan: rond Nordhorn vinden olieboringen plaats en daar zijn nu ook al lekkages geweest. Dit gebied ligt vrij dichtbij de regio waar de NAM haar afvalwater in de Twentse bodem injecteert en aan Duitse zijde is al geconstateerd dat men daar, tegen alle afspraken in, niet van op de hoogte was. De hierbij uitgevoerd MER heeft kennelijk alleen de effecten aan de Nederlandse kant van de grens in beeld gebracht en niet die aan de Duitse kant. Hij wijst de aanwezigen op het belang om in deze vooral grensoverschrijdend samen te werken. Zo heeft men in Gronau op grote schaal bezwaar gemaakt tegen de mogelijke schaliegaswinning in Twente. Schaliegaswinning in de omgeving van Gronau is niet waarschijnlijk vanwege de caverne-opslag en ook vanwege de bij de uraniumverrijking ultracentrifuges die een stabiele ondergrond moeten hebben om op hoge snelheid te kunnen draaien.

Vanuit de zaal wordt aangevoerd dat er sowieso sprake is van een Nederlands-Duitse connectie omdat het in de Gronause cavernes opgeslagen gas een Nederlandse opslag is voor het geval in koude winters de aardgaswinning in Groningen de vraag niet aan kan. Omdat deze gasvoorraad elke zomer wordt bijgevuld en elke winter wordt aangesproken is deze veel dynamischer dan de opslag van een strategische olievoorraad die in het Duitse geval al veertig jaar in de grond zit en je zou mogen verwachten dat dit tot drukverschillen en dus tot bodembewegingen leidt. Maar ook Duitsland gaat niet helemaal vrijuit, want de strategische olieopslag is in Duitsland veel hoger dan wat de EU in dit kader van haar lidstaten eist. Het lijkt er met andere woorden op dat een deel van deze olieopslag speculatief in plaats van strategisch is.

De derde inleider was Alfons Uijtewaal van de stichting Huize Aarde. Hij is bioloog en houdt zich in binnen- en buitenland beroepsmatig bezig met het duurzaamheidsbeleid van ziekenhuizen, waaronder het afvalprobleem. Dat is vaak erg giftig en niet zelden ook nog radioactief en waar moet je het laten. Veel ziekenhuizen kiezen voor verbranden, andere voor begraven. Een goede technische oplossing is er echter niet en de oplossing zal vooral gevonden moeten worden in een continu bewuste omgang met het afval. Van productie tot waar het uiteindelijk blijft.

In zijn verhaal over de bewegingen in de Twentse bodem richtte hij zich dan ook met name op de menselijke kant en de besluitvormingsprocessen, die overigens ook al in de verhalen van de twee voorgaande sprekers aan bod kwamen. De stichting Huize Aarde is gevestigd in Enschede en vanwege zijn expertise werd Alfons Uijtewaal door de Natuur en Milieuraad Enschede en door de Milieuraad Hengelo betrokken bij de discussie over de voorgenomen opslag van giftige afvalrestanten in de zoutcavernes. Beide raden koesteren hun goede contacten met de betrokken bedrijven, afvalverbrander Twence en AKZO, en die goede contacten zijn ook heel belangrijk volgens Alfons Uijtewaal, maar juist tegen goede vrienden mag je je zo af en toe ook kritisch uitlaten.

De discussie over de opslag van giftig afval in de zoutcavernes loopt al heel lang. Aanvankelijk vooral in Groningen. De plannen werden toen door de overheid van de hand gewezen omdat het afval niet “terugneembaar” is: als het eenmaal in die zoutlagen zit krijg je het er niet zomaar uit. AKZO daarentegen heeft het idee nooit helemaal laten varen en in het vigerend Landelijk Afvalbeheers Plan van 2009 komt nu plotseling het zinnetje voor dat er een pilot uitgevoerd mag worden voor de opslag van toxisch afval voor “voor het stabiliseren van een (potentieel) instabiele caverne.” De redenering is dus niet: “waar laten we het afval”, maar “hoe krijgen we de cavernes stabiel”. Opmerkelijk is dat deze pilot een uitzondering vormt op drie centrale criteria in het Landelijk Afvalbeheersplan, namelijk: 1) dat de bodem niet bestemd is voor niet-bodemeigen afval; 2) dat de berging in de diepe ondergrond alleen mag als het afval terugneembaar is en3) dat het geheel voortdurend controleerbaar is.

Om welke stoffen gaat het in deze pilot? Volgens de het Landelijk Afvalbeheersplan moet bij de pilot gedacht worden aan de bodemas, vliegas en de rookreinigingsfilters van afvalverbrandingsinstallaties en verder om reststoffen van slibverbranding, reststoffen van kolengestookte energiecentrales (waarvan juist de afgelopen jaren weer een aantal is bijgebouwd) en reststoffen van energiewinning uit biomassa. Bij de Twentse afvalverbrander Twence zal het vooral om de vliegas gaan.

En hoe zit het met die instabiele zoutcavernes? In heel Twente zijn inmiddels zo’n 200 cavernes ontstaan door de zoutwinning. De oudste liggen in de directe omgeving van de AKZO-fabriek in Hengelo en de nieuwere in het industriegebied Marssteden in Enschede. Vooral de oudste zoutcavernes (dus vlakbij de AKZO-fabriek en ook onder het terrein van de vuilverbrandingsinstallatie) zijn minder stabiel; de nieuwere cavernes hebben geprofiteerd van voortschrijdend inzicht.

Onderzoek van AKZO zelf wijst uit dat boven 37 van de 63 instabiele cavernes zogenaamde “sinkholes” kunnen ontstaan waar dus plotseling de grond in de ondergrond verdwijnt. In 1991 is dit één keer daadwerkelijk voorgevallen in Hengelo. Op de onderstaande foto geven de roze gebieden de instabiele gebieden aan en de wijnrode vlekken de plekken waar mogelijk sinkholes kunnen optreden. De pilot zal worden uitgevoerd op of liever onder het terrein van de vuilverbrandingsinstallatie, de Boeldershoek.

Het beeld is dat de cavernes leeg zijn en nu gevuld worden met vaste materie. Dit beeld klopt niet. De cavernes zijn gevuld met pekelwater. Als het afval erin moet, moet dit pekelwater eruit worden gepompt. Door het contact in de caverne met het afval zal dit pekelwater verontreinigd zijn en moet dus gereinigd worden. Dat vereist een dure installatie of het leidt tot een groter volume verontreinigd materiaal zoals kennelijk ook in Wezel is gebeurd bij het deponeren van de afgegraven verontreinigde grond uit Gronau. Verder kunnen de cavernes nooit helemaal gevuld worden. Er blijft dus altijd nog iets van een (met pekelwater gevulde) holte over waarmee het risico op instabiliteit (en instorting) weliswaar is afgenomen, maar niet totaal is verdwenen. Tot slot zal het gestorte afval geen vaste formatie vormen, maar op z’n best een smurrie-achtige substantie worden die dus vervormbaar is onder hoge druk en zich eventueel een weg door andere bodemlagen heen kan zoeken.
De Twentse, trapeziumvormige cavernes zijn qua volume verglijkbaar met het FC Twente stadion. Om alle “(potentieel) instabiele zoutcavernes” te stabiliseren, zullen er geen 3 (waarin de pilot voorziet) en ook geen 37 maar mogelijk 63 cavernes gevuld moeten worden.
Maar zoveel vliegas en andere restproducten produceert de Twentse vuilverbrandingsinstallatie helemaal niet. Er zal dus vliegas van andere vuilverbranders moeten komen en mogelijk zelfs uit het buitenland geïmporteerd moeten worden om de cavernes hiermee te kunnen stabiliseren en om de hiervoor noodzakelijke en kostbare installaties rendabel te kunnen krijgen.

Het afval dat de Twence nu overhoudt wordt op dit moment naar Duitsland getransporteerd om daar in zoutmijnen opgeslagen te worden. Anderen wijzen erop dat Oekraïne en ook Rusland in beeld zijn als het om de opslag van giftige (en nucleaire) afval gaat. Die laten zich er echter flink voor betalen en het kon dus wel eens meer een bedrijfseconomische afweging om het afval in de “eigen” bodem op te slaan dan naar het buitenland af te voeren. Alfons Uijtewaal werpt daarbij de vraag op wat AKZO en Twence nu precies proberen te stabiliseren: de Twentse bodem of de financiële positie van hun bedrijven?

Verder wijst hij erop dat het niet alleen ingewikkelde natuur(kundige )processen zijn die de calamiteiten veroorzaken, maar dat niet-adequaat of zelfs volstrekt verkeerd menselijk handelen de problemen vergroot. De grootste fout is te denken dat als je de rommel onder de grond hebt gestopt, je ervan af bent. Grote vraag is wie op de lange termijn verantwoordelijk is voor het in onze bodem opgeslagen afval. Die verantwoordelijkheid beslaat meerdere eeuwen, terwijl een bedrijf als AKZO of een paar decennia uit Twente kan zijn vertrokken.

Onder het dertigtal aanwezigen, leden van verschillende natuur- en milieuorganisaties in de regio, ontstaat de wens om een werkgroep te vormen om hiermee bezig te gaan. Het zou zich dan niet alleen moeten richten op de activiteiten in en rond de zoutcavernes, maar om daar ook de afvalwaterlozingen van de NAM in het noorden van Twente en de activiteiten aan de andere kant van de grens bij te betrekken. De bijeenkomst van Enschede voor Vrede heeft in ieder geval de mogelijkheid gecreëerd om daar nu het initiatief toe te nemen.